Sunday, April 24, 2011

De oude man en de zee

Oshika is een rustige woonwijk gelegen in het district Suruga en gevlijd tegen de heuvels waarvan theevelden de hellingen vormgeven. Dieper in die bergen klimt de tweebaansweg gestaag omhoog naar het uitzichtpunt op de berg Fuji. Hèt symbool van Japan ligt hier nog geen zestig kilometer vandaan en op heldere dagen prijkt de besneeuwde top boven de huizen uit, zodat de berg lijkt te zweven in de blauwe hemel.
   Langzaam begeef ik mij door de smalle straten. Grote Japanse huizen, statige en moderne varianten daarop en oude schuurtjes worden afgewisseld met appartementenflatjes, veelal twee hoog. Langs me heen dwarrelen roze kersenbloesems en van voren komt de geur van gebraden vlees op me af vanaf het all you can eat-restaurant. Vrouwen betalen twaalfhonderd yen, mannen vijftienhonderd.
    Tsja.
  Ik stel me zo voor dat ik voor minstens drieduizend yen aan Japans eten naar binnen kan stouwen binnen de anderhalf uur die er voor staat, maar ik heb het nog niet geprobeerd.
  Ik begeef me naar de vijver en het postkantoor. Bij het postkantoor vult een student allerhande documenten in, werkt het personeel vriendelijk orders af en staat een jonge vrouw bij de geldautomaat haar bankzaken te regelen. Rondom de vijver zitten oude mannen en jonge kinderen starend naar hun vishengel te wachten op het moment dat ze een spartelend visje met een fonkelende zilveren buik uit het water omhoog kunnen halen. Maar de afgelopen dagen heb ik pas eenmaal gezien hoe iemand een miniem visje aan zijn lijn naar de oppervlakte haalde. Geen gevecht tussen mens en dier, géén grootse overwinning van een der beiden, maar slecht het tillen van een vis uit een groot uitgevallen aquarium. Het lijkt eigenlijk de moeite niet waard. Neem dan het verhaal van Hemingway en zijn De oude man en de zee (1952), dat is pas vissen. Maar dat soort taferelen zal ik hier niet aantreffen; het is dan ook maar een kleine vijver, zo een met een fonteintje er in die eens in de zoveel tijd water in een ruime waaier omhoog sproeit en waar een regenboog verschijnt op de fijne waterdruppels. Aan een kant van de vijver drijft een ponton dat dienst moet doen als een soort pier, in het klein. Overdag spelen de buurtkinderen er, ‘s avonds in het weekeinde omhult de donkere nacht de jongeren die er soms samenkomen.
    Maar nu zitten er vissers rondom de vijver en een groepje vrouwen dat proost op de nieuwe lente. Verderop zit een oude man op een bankje en hij kijkt tevreden voor zich uit. Dag in dag uit maakt hij zijn wandeling door de wijk, hoofdzakelijk rondom deze vijver, en vergenoegd maakt hij hier en daar een praatje met andere gepensioneerden. Zijn gezicht is gebruind door de voorjaarszon. Dit is zo’n man die in zijn arbeidersjaren met zijn boot de zee opging en terugkwam met kanjers van tonijn en heilbot, maar nu hebben de netten van ouderdom zich rond de huid van zijn lichaam gesloten. Zo gaan die dingen.
    Die echte zee is hier trouwens niet ver vandaan, drie kilometer op zijn meest. Soms loop ik er naar toe en kijk uit over het donkere water, als een oude visser met zijn herinneringen. Niet dat ik zoveel te overpeinzen heb, maar de eindeloze mogelijkheden voor de toekomst komen in me op als herinneringen aan later, zoals me dat op Yakushima eerder al overkwam. Déjà vu’s zijn me niet geheel vreemd. De aantrekkingskracht van de weidse zee ook niet. Water is een merkwaardig iets.
   Het herbergt de diepste diepten en overspoelt de grootste onschuld. Het verfrist, het doorweekt. Het vormt de tranen van mijn verdriet en van mijn vreugde. Het verdampt, het regent dat het giet. Het stroomt de hellingen af en over mijn wangen, het voedt me en het streelt me, maar begrijpen kan ik het niet.

Er staat een sterke zeewind, zoals het hier bijna altijd lijkt te waaien. Ik loop verder naar de supermarkt, niet de lokale ‘Moeders voedselmarkt’, maar eentje iets verder weg. Ik heb toch nog niet genoeg kilometers in de benen. Graag loop ik dat stukje extra voor een iets groter assortiment aan deegwaren, lunchpakketten, sauzen, vis, vlees en groenten en fruit. Ik mis sommige producten uit de Nederlandse schappen, maar prijs me gelukkig met kimchi, yakisoba, kara-age, onigiri, sushi, tofu en miso-soep. En melon-brood met stukjes chocolade. De Japanse keuken voorziet in een ruime keuze aan gezonde producten en maaltijden, maar zelfs een Japanner wordt niet stokoud op een dieet van enkel rijst en soja en groene thee. Hoop ik.
   Nog altijd verbaas ik me over het feit dat bromfietsen met de sleutel nog in het contact achter gelaten (kunnen) worden en fietsen niet aan de ketting gelegd (hoeven) worden. Over het feit dat op elke straathoek een drinkautomaat staat, dat mensen elkaar nog op straat groeten en dat hier in Shizuoka in sommige gevallen Spaanstalige informatie te lezen is. Er schijnen hier veel Brazilianen en Japanners met een Braziliaanse achtergrond te wonen.
   Tsja.
  Een dik halfuur later sta ik op de universiteit, gelegen op een flinke heuvel. In Nederlandse begrippen zeg maar een gevalletje Sint-Pietersberg. Ik tuur over de lome stad die voor me ligt. In het zuiden schittert de zee en heel in de verte is de landtong te zien waar de Hamaoka kerncentrale staat nabij Omaesaki. Een paar weken geleden stonden in het stadscentrum twee mannen met een grote banner en microfoon de tegens op te sommen. Angstwekkende cijfers over radioactiviteit en afbraaktijden. Maar vrijwel niemand had er aandacht voor.
   Recht voor me ligt de stad, met daarachter bergenrijen. Hier en daar steekt een zendmast boven de gebouwen uit. De avondhemel kleurt spaarzaam oranje. Verder naar het noorden, noordwesten, pieken de wit besneeuwde toppen van de Zuidelijke Japanse Alpen boven de glooiende bergen uit.
   De avond valt.
   Goedenacht.