Thursday, February 19, 2009

Nachtelijk panorama

geschreven: 19-feb-2009, Nagasaki.

Voor mijn ogen strekt de stad zich uit, omgeven door hemels zwart. Mijn gezichtsveld wordt bekaderd door de donkere massa’s bergen die her en der tot hoge pieken boven de horizon uitsteken. De vele lichten maken gedeeltes van de stad zichtbaar, terwijl andere plekken onbelicht blijven en er niet toe lijken te doen.

Het is de vorm van een slapende stad. Een ogenschíjnlijk in slaap zijnde stad.

Hoewel er nauwelijks beweging te zien is, weet ik dat die er wel moet zijn. Zoals ikzelf ook roerloos zit, terwijl allerlei gedachtes zich, binnen in mij, in beweging gezet weten. Het is alsof ik bij het in het water stappen van het ondiepe bad niet alleen een golving in het water te weeg heb gebracht. De golfbeweging zet zich voort in mij en brengt mij dichter bij de stad.

Ik fantaseer over de plekken van de stad. De Skylark en Coco’s, waar serveersters geduldig wachten tot hun werkdag er op zit. Over de talloze konbini, Sukiya of Mc Donald’s, waar klanten 24 uur per dag terecht kunnen en waar werknemers dus nog uren te gaan hebben. Waar ook ongetwijfeld studenten nog de hele nacht zitten om huiswerk te maken, de tijd te doden. Over kleine eetzaakjes waar zakenmannen nog snel even voorzien in een avondmaaltijd voordat ze zich thuis melden na overgewerkt te hebben. Een stad waar in verschillende uithoeken nog allerlei activiteiten plaatsvinden, terwijl andere delen diep in ruste zijn.

Over technologieën die je alleen in Japan kan vinden, in een stad als deze. Ziekenwagens kennen bijvoorbeeld een waarschuwingssysteem voor het overige verkeer die niet alleen bestaat uit zwaailichten en sirenes. Door een luide stem wordt aangegeven of de auto links of rechts afslaat. Bijzonder bovendien dat ziekenwagens vrijwel nooit hard lijken te rijden, maar uitermate behoedzaam of gewoon traag. Alsof de filosofie hoogtij viert dat wanneer ze zich haasten de wachtende patiënt ook meer haast krijgt om te sterven.

Er zijn trouwens meerdere vervoersmiddelen, zelfs apparaten, die een uitgebreider auditief geleide kennen dan we in Nederland gewend zijn. Dan wel automatisch, dan wel ter plekke verzorgt door personeel. Buschauffeurs en tramchauffeurs brommen altijd een waarschuwing wanneer ze af gaan slaan, bedanken overigens ook vrijwel altijd de uitstappende passagiers. En dat niet alleen, wanneer hun dienst er op zit en ze het voertuig verlaten zullen ze altijd een buiging maken en hun pet afnemen, gevolgd door de nieuwe chauffeur die hetzelfde doet wanneer hij naar binnen stapt. In treinen gaat het zelfs zo ver dat het niet ongewoon is dat dit ritueel elke keer opgevoerd wordt door de conducteur bij het verlaten van een enkele coupé, zo maakte ik mee in de trein naar Shimabara (島原).

De vrijwel obsessionele hang naar technologie kent ook merkwaardige kanten. Zo trek je bij het badhuis waar ik geregeld kom eerst een kaartje uit een automaat, om dit vervolgens twee meter verderop weer in te leveren bij een dame achter de toonbank, waarna je naar binnen mag. Het enige wat deze nog hoeft te doen is een stempeltje te zetten op de klantenkaart en vriendelijk te glimlachen. En als het dan sluitingstijd is omroepen dat je vriendelijk bedankt wordt voor je bezoek. Wat ze overigens feilloos doet, dusdanig dat ik eerst altijd dacht dat het een ingesproken bericht was.

Maar nu lig ik dus in een buitenbad (露天風呂, rotenburo) van het badhuis Fukunoyu (ふくの湯) boven op de berg Inasayama (稲佐山), waar zelfs een echt onsen-bad is. Voor me zie ik de uitgestrekte stad. Een stad bij nacht.

De stad waar op de campus van de universiteit zelfs al een kersenboom voorzichtig begonnen is met het tonen van haar bloesem. Deze kersenbloesem (桜, sakura) staat symbool voor de vergankelijke schoonheid, gezien de korte tijd die deze bloesem – en schoonheid is inderdaad het juiste woord er bij – beschoren is zich te tonen. Vanaf het begin van de lente beweegt zich een kersenbloesemfront (桜前線, sakurazensen) over het land. Van het zuiden naar het noorden. Vergelijkbaar met het front dat optreedt in de herfst om alle bomen, gebied voor gebied, herfstkleuren mee te geven (de zogenaamde 紅葉, kōyō), maar dan in tegengestelde richting. Het kersenbloesemfront begint eind maart pas goed op gang te komen om in de tweede helft van mei uiteindelijk op Hokkaido (北海道) aan te komen.

[volledige bloei; bron, gegevens 2008]

Maar deze boom is dus al drachtig met roze kersenbloesem.


Ik fantaseer over de plekken van de stad. Plekken die er niet zijn, plekken waar ik nooit ben geweest.

En dan weet je, dit is een ervaring die alleen in Japan opgedaan kan worden. Liggend op een soort van stenen bed, met water tot je kin, genieten van het uitzicht over de nachtelijke stad.

Het is géén slapende stad, maar een dromende stad. Een stad waarboven de ochtendzon alweer te voorschijn komt.

Om dromen te leven.

Wednesday, February 11, 2009

Ring of Fire

geschreven: 11-feb-2009, Nagasaki.

Ik ben me de laatste tijd meer en meer bewust geworden van de geografische ligging van Japan. Dat het een goed eind weg is van Europa, dat was me natuurlijk allang bekend, maar het bewijs van het feit dat Japan ligt in een regio die bekend staat om de grote seismische en vulkanische activiteit, de Ring of Fire, werd in januari rijkelijk door moeder natuur tentoongesteld.

We schrijven 13 januari 2009, rond 22 minuten na middernacht, wanneer een stevige trilling zich meester maakt van mijn kamer. De jaloezieën beginnen tegen de ruit te klapperen en mijn bureau staat te trillen op zijn poten. Er klinkt een zwaar geluid, terwijl mijn bureaustoel van ellende heel lichtjes heen en weer zwenkt. Een combinatie van het aanhoudende daveren van brekende golven in de branding en het rollen van een aanzwellende donder, zo lijkt het. Alsof een flinke vrachtwagen voorbij komt razen door de smalle verlaten straten. Toch is het eigenlijk geen hard geluid, niet meer dan vergelijkbaar met een zachte zucht wind. Maar deze subtiliteit maakt dat het vele male uitvergroot op me overkomt.

Dan is het plots weer opgehouden en keert de rust terug. Mij achterlatend met een ietwat licht gevoel in mij hoofd.

De Japan Meteorological Agency rapporteert: de aardbeving vond plaats op een diepte van tien kilometer met een magnitude van 3,7 op de schaal van Richter. Boven het hypocentrum ligt de regio Tachibana-wan (橘湾), een stuk ten oosten van Nagasaki, wat uit niets meer bestaat dan enkele zeemijlen voor de kust waar de berg Unzen (雲仙岳, Unzendake) op neerkijkt. Niet geheel toevallig ook al een vulkaan.

32º 6’ N, 130º 0’ O, de exacte locatie. Zo was de eerste beving die ik bewust meemaakte een feit.

Vervolgens werd het 2 februari. Een nieuwsfeit dat zelfs tot in Nederland doorgang vond. Niet dat het 2 februari was, dat was het in Nederland immers nog niet, maar dat de vulkaan Asama (浅間山, Asama-san) tot uitbarsting was gekomen. Het resulteerde voor Nederland in niet meer dan een klein ANP berichtje en een prach-ti-ge foto. Niet gek ook eigenlijk, want de Japanse pers had tenslotte ook genoeg aan één a4’tje nieuwsbericht en wat kleine reportages.

[bron: {AP} Shigeyuki Inakuma]

Toch gaf het mij een bijzonder gevoel.

Deze zelfde berg barstte in 1783 heel wat explosiever uit, met vooral ernstige gevolgen door grote schade aan landbouwgewassen en gronden die jarenlang geen – of slechts heel minimaal – oogst op leverden. Zo ver kwam het deze keer niet. Wel steeg er een flinke rookkolom de hemel in en kwam er as neer in de straten van Tokyo (東京), zo’n 150 kilometer verderop. Na de eerste verbazing overkomen te zijn, waren het vooral de autowasstraten die goede zaken deden.

Echter, nog altijd kan het zomaar gebeuren. Dat Japan plotseling wordt opgeschrikt door een aardbeving of vulkaanuitbarsting van formaat, zoals dat ook het geval was op 17 januari 1995 bij de Grote Hanshin Aardbeving (阪神・淡路大震災, Hanshin Awaji Daishinsai), beter bekent als de Kobe Aardbeving. Lees daarover trouwens eens het boek Na de aardbeving (神の子どもたちはみな踊る, Kami no kodomotachi wa mina odoru) van Murakami Haruki (村上春樹), een voortreffelijk boek.

Eens zal het gebeuren.